Column voor I Like Groningen
Groningen is voor iedereen altijd de stad die ‘zo ver weg ligt’. Hoe ver precies, daar kwam ik afgelopen zondag achter. Voor de mensen die het niet weten: zondag 23 oktober was het laatste weekend van de herfstvakantie in het noorden en het eerste weekend van de herfstvakantie in het zuiden. Precies op dit weekend had NS werkzaamheden gepland rondom station ’s-Hertogenbosch en tussen Amersfoort en Utrecht. Voor iemand die uit Valkenswaard moet komen is dat uiterst onhandig.
Mijn reis begon om 17.00u met de bus richting station Eindhoven. Ging allemaal prima. In ’s-Hertogenbosch overstappen op de bus naar Geldermalsen was ook nog redelijk te doen. Utrecht bereikte ik zonder moeite, maar daar houdt het reizigersgemak ook wel zo’n beetje op. Waar de ene man met een rood hoedje verkondigt dat we in Amersfoort kunnen overstappen op de trein naar Groningen – die dan wel even langs Hilversum rijdt vanwege de werkzaamheden – vertelt het scherm naast het spoor dat er geen enkele trein richting Amersfoort meer vertrekt. De techniek krijgt gelijk: wisselstoring, er kan niks meer Amersfoort in of uit.
Dat is vervelend. De vertraging loopt nu tegen een uur, twee uur misschien. Via Arnhem naar het Noorden is het plan. Nadat de eerste trein die kant op al vol blijkt, kom ik terecht in een directe trein naar Zwolle. Met aardig wat vertraging, dat wel. Daar wachten we allemaal ruim twintig minuten in de kou. Waar moet die trein vandaan komen? Het laatste uur gaat in een roes. Ik ben alle besef van tijd en ruimte verloren. Ken je dat gevoel als je terugkomt van vakantie, dat het lijkt alsof je nooit weg bent geweest? Het voelde alsof ik mijn hele leven al in die trein had gezeten. Zes en een half uur na mijn tijd van vertrek stap ik uit.
Het ruikt koud, ijzerachtig. Ik herken de blauwe paden bij het busstation. De museumbrug doemt dankbaar voor me op. Het aarzelende gele blok van het museum, waarvan niemand zeker weet of het nou mooi is of niet, staat me met rechte schouders op te wachten. De gloeiende toren van de A-kerk hangt als een geruststellende avondster in de hemel. Als ik me omdraai kijk ik over de lelijke welvingen van de fietsenstalling voor het station naar de prachtige warme voorgevel van de stationshal die me tevreden uitzwaait.
Het kan me weinig meer schelen hoe ver weg Groningen wel of niet ligt. Er is geen stad waarin het prettiger thuiskomen is dan hier.