Bij het uitblazen van de kaarsjes op de taart. Als je als meisje tussen twee jongens in zit of andersom. Als de klok op vier cijfers gelijk staat: 00.00u of 22.22u. Of als je bij ‘inke-pinke’ tegelijkertijd dezelfde kleur roept. Een wens doen is iets moois. En het is mooi dat er veel gelegenheden zijn om te mogen wensen.
Echter, spreek je wens NOOIT uit!
Het eerste dat je leert als je eindelijk een klein gebedje de lucht in mag prevelen. Want de wens die hardop gezegd wordt, komt sowieso niet uit.
Met die gedachte ging ik ook de Olympische Spelen in. Hoofdschuddend keek ik naar de hype op televisie en billboards betreffende Sven Kramer. Nieuwe woorden werden uitgevonden; Svencouver was al maanden van tevoren de gedoodverfde winnaar. Dan kun je toch ergens bedenken dat het wel niet zo goed zal gaan. Wüst werd vergeten en hopla! Daar is ze, met goud behangen! Een stille wens in vervulling gegaan.
En die arme Sven, en die arme Kemkers. In topvorm, nergens iets op aan te merken. Prachtig schaatsspel, een sensatie voor de liefhebber. En toch, toch had ik al om 20.00u ingezet op Bob de Jong. Niet dat ik nu zo’n sportkenner ben, of goed in gokken. Maar een ding weet ik wel: Uitgesproken. Wensen. Komen. Niet. Uit.