Het zou niet zo moeten zijn, maar mensen met een verstandelijke of lichamelijke beperking ontvangen vaak de betiteling ‘schattig’. Als een meisje met het syndroom van Down twee leuke vlechtjes heeft met een bloem aan het uiteinde en ze schaapachtig lacht terwijl er een straaltje kwijl uit haar mondhoek druipt, hoor je ze denken, ‘oh gut, wat schattig’. De voormalige junk wiens IQ door al dat gesnuif is gedaald tot min 100 en wiens been door al die ingespoten troep ineens over de grond sleept, die vuilnisbakken leegt in de trein. ‘Toch schattig dat hij dat doet’, men zegt het zelfs hardop.
Ook op het station in Leiden was het feest. Het NS Try Out Festival in volle gang, een neger in een trainingspak op een podium die door een microfoontje uitlegt wat de volgende beweging wordt. ‘Push, naar voren, en terug en naar voren. Een, twee, drie. En nu snel!’ Een menigte kijkt naar het spektakel, met een weemoedige glimlach om de lippen. Mannen in pak, meisjes met hippe laarzen. Stil staan ze, geen push naar voren. Tegenover de neger staan zo’n twintig mensen die actief zijn bewegingen kopiĆ«ren. Hun gezichten zijn geconcentreerd, volledig gericht op waar ze mee bezig zijn. Een blonde vrouw in een rode outfit gaat goed en ze straalt ervan. Een klein meisje schudt met haar billen zoals het voorgedaan wordt en lacht met open mond.
Vijftien van de twintig mensen zijn verstandelijk of lichamelijk gehandicapt. Ook ik word blij als ik er naar kijk. Krijg de behoefte om aanmoedigingen te roepen. ‘Je gaat goed! Nog iets harder! Ga zo door!’ En als ik me dan omdraai naar al die normale mensen die huiverig zijn om mee te doen aan deze dolle activiteit, die voor geen goud hun ritme willen onderbreken of hun strakke gelaat willen laten zweten tegenover al deze vreemde mensen, denk ik, ‘Ach, ze durven niet. Schattig zeg.’