Ik ga verhuizen naar de grote stad. Niet naar Sydney, Buenos Aires of Tokio, maar gewoon naar Amsterdam. Van het Groninger studentenparadijs naar the big city. En als je naar een grote stad gaat, worden grootse dingen van je verwacht.
Goh.
Hoewel veel van mijn vrienden hier het maar niks vinden dat ik naar het Westen ga, zijn ze tegelijkertijd gecharmeerd van mijn moed om het grote avontuur op te zoeken. Het gras is immers altijd groener aan de overkant. Ik denk niet dat ik nog terug kan komen zonder een hippe, interessante baan en talloze verhalen over geweldige feesten – laat staan zonder een nieuw netwerk vol buitengewoon fascinerende mensen. Toch niet helemaal mijn idee. Eigenlijk ga ik alleen maar om weer samen te wonen met mijn beste vriendin en favoriete roomy aller tijden. Om weer mijn eigen plek te hebben, mijn foto’s op te kunnen hangen en aan een bureau te zitten waar ik omringd ben door mijn post-its. Om weg te komen uit het nu wel merkbare isolement van het ‘wonen bij mijn ouders in een pittoresk klein dorpje’. Dat de plek waar ik dan uitkom Amsterdam is maakt alleen dat ik eens iets anders van Nederland ga zien.
Natuurlijk kijk ik ernaar uit om weer als een soort backpacker de plattegronden te verkennen en het bruisende van iets nieuws in te ademen. Maar ik zie het juist als iets fijns om ook daar weer mijn dagelijkse ritme op te bouwen en gewoon weer te doen wat ik altijd al heb gedaan. Dat is toch amper groots te noemen. De stad mag groter zijn, Nederland blijft altijd klein. Neem dan mijn vriendin Marieke, die een jaar in the Big Apple gaat wonen – die gaat pas grootse avonturen beleven!