Thuiskomen is een raar begrip voor iemand die niet naar een eigen huis kan. Die weer ‘tijdelijk’ bij haar ouders gaat wonen, in een kamer die ooit van haar was maar waar nu haar moeder een kledingkast en naaiatelier van heeft gemaakt. Thuiskomen in dat geval voelt meer als logeren; een tas die nooit volledig uitgepakt wordt, altijd een klein tasje voor de weekends naar de stad bij vriendinnen. In feite reis je gewoon verder, maar dan in een plaats waar je je thuis voelt – maar niet helemaal bent, want nergens is een kast waar je souvenirs kunnen pronken, geen muur waar al je honderden foto’s op hangen. Met het onrustige gevoel je wederom nergens te kunnen settelen val je middenin een dagelijks ritme, vol dagelijkse bezigheden die nooit helemaal op hun plaats vallen.
In een leven ver, ver weg, beklom je vulkanen, struinde je door kleine drukke straatjes, dronk je shots met opgeschoten backpackers en kon je maar niet ophouden met ontdekken. Een leven ver, ver weg, dat ooit dichtbij was, want wanneer zou je anders die foto gemaakt hebben? Dat leven, oh zo ver, dat nog steeds door anderen geleefd wordt, vrienden, kennissen, mensen die elke week in hun online status een andere landnaam vermelden. Teruggezogen door de basis, naar een portal dat nog aan beide kanten openstaat, waar je van links naar rechts geschud wordt, je voeten de grond maar niet kunnen vinden en je handen hun grip op de muren verliezen.
Thuiskomen in de schoot van je moeder, de armen van je zusje, de kussende lippen van vriendinnen. De mensen maken het leven; maar zonder huis ben je aan alles blootgesteld. Not all who wander are lost, but we’re all lost until we’re found.