Column voor I Like Groningen
Er zijn van die periodes in het jaar dat ziekte je volledige kennissenkring beheerst. Dit is er weer zo eentje. Vorige week lag mijn zusje snotterend in bed, al was ze daar zelf enigszins nuchter onder en zong vrolijk “snot-snot, snot-snot-snot”. Nu ben ik aan de beurt. Mijn keel voelt alsof hij aan de binnenkant volledig is opgezwollen en slikken lijkt een uur te duren. Dat hele proces is natuurlijk uiterst pijnlijk en de zenuwen die dat registreren zijn verbonden met mijn hoofd. Hoofdpijn hoort er dus ook bij.
Slapen gaat helaas moeilijk, ik lig te woelen en te draaien, heb het warm en koud. Een Finse vriendin gaf mij ooit de tip om te slapen met een sjaaltje om je keel. Dat heb ik gedaan en het voelt enigszins beter, al denk ik dat bij mijn Finse vriendin het geheim vooral lag in het toverdrankje van haar moeder dat door je keel brandde als pure alcohol en alle bacterien op slag deed verdampen. Dat drankje heb ik hier dus niet.
Ondertussen is dit – natuurlijk – een week vol belangrijke gebeurtenissen. Kennismaken bij een uitzendbureau, een auditie, Pilatesles geven, huiswerkopdrachten maken voor een sollicitatietraject, verjaardagsfeestjes, noem maar op. De helft hiervan gebeurt of niet, of het gaat op een zeer matig niveau. Nou ga ik mijn ziekte niet opvoeren als reden voor mijn falen (ik heb immers geen koorts en kan nog gewoon rechtop staan), maar het zou fijn zijn geweest als ik een betere indruk had kunnen achterlaten.
Al twee dagen loop ik rond in deze staat. Het is niet fijn. Ik hou van energie en slikken zonder het idee dat mijn slokdarm eigenlijk uit schuurpapier bestaat. Gelukkig ben ik wel al zover gekomen dat ik ontbijt voor mezelf heb kunnen maken. Brinta, met warme melk en honing. Net als vroeger, heerlijk. Voor de rest van de dag bestaat mijn dieet uit Strepsils, Ibuprofen, vruchtensap, groentes en kruidenthee. Volgende week vier ik namelijk carnaval in het Brabantse en dan moet ik toch potverdorie wel beter zijn. Al maakt het daar weinig uit voor indruk ik achterlaat. Zelfs ijlend van de koorts zou me daar nog vrolijk een biertje aangeboden worden. Dat scheelt.