Mijn vader belde dinsdag. “Je moet Tegenlicht kijken, het gaat over jou.” Ik luisterde naar mensen die hopen op een geldloze wereld, die hun tweede huis delen, eten uit vuilnisbakken verzamelen en hun eigen stoel timmeren. Stof tot nadenken, want helemaal geloofde ik het niet.
Column voor Nadelunch.com
De reden dat mijn vader vond dat deze aflevering van Tegenlicht over mij ging, was dat hij jongelingen zag die de regie in eigen hand nemen. Die de wereld willen veranderen, maar dat niet aan de politiek overlaten; ze doen het gewoon zelf. Geld en status speelt daarbij voor hen een secundaire rol. Ik zag dat en ik voelde het, maar ongemerkt sloop er een bitter gevoel van cynisme bij me naar binnen.
Statussymbool
Iemand merkte op dat status voor haar minder belangrijk is geworden, “ik hoef geen huis, of auto of goede baan, ik wil investeren in mezelf.” Status was volgens haar bezit verwerven om aan anderen te laten zien. Steeds meer heb ik het gevoel dat de definitie van status verschuift. Een eigen bedrijf oprichten is iets wat je eigenlijk gedaan moet hebben, we zijn immers allemaal onafhankelijke ondernemers. Werk jij op een kantoor van 9 tot 5? Pff, dat doe je toch niet meer? Reizen is een must, net als retrospullen kopen op tweedehandsmarktjes voor in je huis. De hipsters die de straten overnemen zijn voor mij het nieuwe statussymbool. Geld, een auto en een huis hebben geen status meer. Tegenwoordig word je beoordeeld op je ondernemersgeest, hoe actief je bent voor de maatschappij en het milieu en ben je hip als je shopt in tweedehandswinkeltjes. Dat betekent volgens mij niet dat status er niet meer toe doet, maar dat we er anders tegenaan zijn gaan kijken.
Meer kunnen met minder
Wat me inspireert is de drang om meer samen te doen, om te kijken waar behoefte aan is (ook als dat softwareoplossingen zijn voor een minder alternatief bedrijfsleven) en daar sámen aan te werken. We willen weer groente kweken in eigen tuin, weten hoe je met je handen werkt. De behoefte om voor onszelf te kunnen zorgen is enorm. De terugkeer van het ambacht, meer kunnen met minder, dat gevoel leeft echt. Steeds minder mensen hebben de illusie dat ze de wereld kunnen veranderen en zoeken het dichter bij huis. Je omgeving veranderen, helpen bij de mensen om je heen, zo sta ik er zelf ook in. Toen mij de vraag gesteld werd wat ik dacht dat mijn rol in het leven was, werd ik me bewuster dan ooit van het gevoel dat ik voor de mensen die ik liefheb en op kleine schaal een bijdrage wil leveren. Weten wat je kunt doen zonder te stoppen met dromen, maar tevens de realiteitszin hebben dat niet alles kan en – vooral – dat niet alles nodig is.
Inspiratie versus doen
Mensen die nog steeds roepen “dat wil ik ook!” als iemand besluit de wereld rond te fietsen voor het goede doel, maar ondertussen klagen over het feit dat zij nooit de kans krijgen, willen dat volgens mij ook niet. En daar valt nog een aardige slag te behalen. Realisme, eerlijkheid. Niet iets willen omdat het stoer of cool of hip is, terwijl het eigenlijk niet bij je past. Maar erkennen dat jij dat nooit op zo’n manier zou doen en je openstellen om geïnspireerd te raken en juist meer energie te steken in de dingen die je wel wilt doen. Je hoeft geen groentetuin te hebben als je nog geen basilicumplant levend kunt houden. Als jij graag kleding bij de H&M koopt, moet je dat doen. Op het moment dat je je afvraagt waarom iets je niet lukt of waarom je er geen tijd of geld voor kunt vinden, moet je je misschien afvragen hoe groot je drijfveer is. En wees daarin vooral niet bang om te zeggen dat je iets heel leuk vindt, maar dat het jou niet zal overkomen. Mensen die een eigen zeilboot hebben en de wereld rondzeilen, of zich het ambacht van de barbier eigen maken, doen dat omdat ze ervoor zijn gegaan met de bereidheid alles te verliezen. Dat is een klein clubje mensen. Het is niet erg om daar niet bij te horen.
Hip idealisme
Het is dan ook niet het idealisme van deze generatie, maar de hipheid ervan die me tegenstaat. Opeens is dromen en goed doen een tijdsfenomeen geworden, zoals de hippiebeweging dat was en iedereen weet hoe het daarmee is afgelopen. Het feit dat men weer droomt maakt me angstig omdat het door de verbondenheid aan de huidige tijd gelijk zo vergankelijk wordt gemaakt. Als de crisis voorbij is en we weer gewoon kunnen functioneren, het niet meer nodig is om tweedehands spullen te kopen en je eigen trui te breien, blijven we dat dan doen? Hoe sterk staan principes als gemak op de loer ligt en je niet meer een nieuwe generatie bent waar de wereld nog voor open staat, maar je juist de groep bent die ons heeft gebracht tot waar we zijn?
Levenswijze
In Tegenlicht waren voornamelijk jonge, hippe Amsterdammers aan het woord, heerlijk inspirerende ondernemers, maar wel mensen die passen in het hierboven geschetste profiel. Dat is een klein clubje mensen. Waar zijn de jonge moeders die worstelen met te weinig kinderbijslag in hun twee-onder-één-kap huis? Waar zijn de afgestudeerden die wel een baan hebben of een traineeship lopen bij een multinational? Hoe worden oudere mensen betrokken bij deze nieuwe initiatieven? Allemaal verhalen waar ik ook erg benieuwd naar ben en die horen bij het totaalplaatje. Het is mooi dat deze jongelingen, waar ik mijzelf in alle bescheidenheid ook onder schaar, stappen zetten en zich niet langer afhankelijk opstellen om te bereiken wat ze willen. Ik hoop dat deze visie en levenswijze blijvend blijkt en niet blijft kleven aan één generatie die toevallig te maken kreeg met het fenomeen crisis. Anders hoeft voor mij de crisis niet eens te verdwijnen.