Het is een mooie zomermiddag. Alsof het op Twitter is beraamd, stromen alle jongeren en jongvolwassenen het plantsoen in met flessen rose onder de arm en tassen vol stokbrood en tapenades meeslepend. De mannen beheren de barbecue en trappen een balletje. De vrouwen poetsen hun zonnebril en laten hun huid zoveel mogelijk zon absorberen. En natuurlijk mensen kijken.
Kijken naar andere mensen voegt altijd iets toe.
Twee agenten fietsen langs en berispen de jongens op hun vuurstichting. ‘Maar meneer de agent, de barbecue is al uit.’ Het is warm en ze zijn nog jong, zullen ook de mannen in uniform gedacht hebben. Na een simpel ‘okee’ fietsen ze traag verder. Twee hitsige duiven vallen een jongen aan die rustig zijn boterham eet. Een jongedame steekt een jointje op nadat ze haar dochter met een plakje salami de zandbak in heeft gestuurd.
Op een bankje nemen drie ouderen plaats. Zeventig jaar oud, misschien al vijfenzeventig. Beige linnen broeken, een dun wit fleece vest, zo uit de campingbrochure van de Vrijbuiter gestapt. Er staat een vaste glimlach op hun gezichten en ze kijken tevreden uit over het met uitbundigheid bedekte groen. Wij bieden ze een wijntje aan. Dit weigeren ze, maar de mevrouw kan het niet laten ons toch nog even te laten weten dat ze zo geniet.
‘Dat is toch heerlijk, hoe jullie hier allemaal zitten en je leven leeft. Echt heerlijk hoor.’
Ik denk dat ze het meent en dat doet me goed. Want hoe mooi zou het zijn als ik over pak ‘m beet 50 jaar nog met mijn vrienden op een bankje kon gaan zitten en met dezelfde tevreden glimlach als nu, lekker naar mensen kon kijken om te weten hoe goed we het met z’n allen hebben?