Column voor Nadelunch.com

Ja, die wedstrijd dus. Daar zal ik je over vertellen. Ik ben naar drie dameshockeywedstrijden geweest. De eerste was een mooie kennismaking: zo voelen de Olympische Spelen dus. Tijdens de tweede (halve finale) ben ik wat nagels kwijtgeraakt. De derde (finale) werd een glansrijk feestje. Letterlijk.

Dit is geen WK
Ik moet heel eerlijk zeggen dat ik de eerste dagen al snel flauw was van al dat gesport. Ineens bevond ik mijzelf voor de televisie om te kijken naar beachvolleybal. Beachvolleybal. Als sport hè. Natuurlijk liep ik een week achter en was ik nog niet in de buurt van het Olympisch Park geweest. Voor de eerste wedstrijd was ik echter wel een beetje zenuwachtig. Dit is geen WK, dacht ik. Aan mijn kriebels droeg ook bij dat ik aanwezig was als persoonlijk supporter van een speelster. Bij verlies zou omdraaien naar de bar om aan mijn volgende biertje te beginnen, niet voldoen.

Met alle oranje parafernalia die ik in mijn bezit heb, ben ik naar alle wedstrijden gegaan. Shirt, nagels, hoedje, bloem, sjaal, lipgloss, you name it. Voor wie de halve finale niet heeft gezien: het was een wedstrijd tegen Nieuw-Zeeland die eindigde in shoot-outs (te vergelijken met penalty’s bij voetbal). Nooit eerder is een wedstrijd tijdens de Olympische Spelen geëindigd in shoot-outs. Maar we hebben gewonnen. De opgebouwde spanning dronk ik weg met een bloody mary om mij verder mentaal voor te bereiden op de finale.

Die was gelukkig een stuk minder spannend.

Tribune

Kleintje Pils
Waar Nederland het hele toernooi geen denderend spel speelde, leek alles tijdens de finale te kloppen. We moesten tegen Argentinië (mocht je niet een van de 3,7 miljoen mensen zijn die hebben gekeken) en je zou kunnen zeggen dat we hen graag wilden hebben. Iets met een WK en nog wat zaken. En we hadden ze. Kleintje Pils zweepte het stadion op met trompetten en drums. De wave ging constant rond (puntje: dat is ontzettend vervelend als je eigenlijk gewoon de wedstrijd wilt zien). Het hele stadion ademde oranje en een constant geklap en gezang schalden door de schemering. Al vanaf de 1-0 zat mijn lief breed glimlachend naast me. “We hebben ze”, verzekerde hij mij.

Met 2-0 behaalden de dames vrijdag goud. Voor de derde keer ooit in het bestaan van het Nederlandse dameshockey: in 1984, 2008 en 2012. Dat werd een feestje. Zelfs in het HHH. Ondanks het glibberige gebral van Humberto Tan, surften de meisjes over de handen van het publiek, stond het HHH voller dan ooit, trilde de vloer en kriebelde je buik. In de atletenruimte vloeiden de tranen en haalden moeders eindelijk sinds twee weken weer vrijelijk adem. De medailles waren zwaar, maar de lach groot en niemand heeft die nacht de metro naar huis nog kunnen halen.

Hockeyveld


Riverbank Stadium, bedankt

Riverbank Stadium met zijn blauwroze veld was een mooi thuis voor dolenthousiaste supporters uit alle windstreken. Maar die gekke mensen in het oranje hebben de meeste indruk achtergelaten, zo veel zelfs, dat tijdens de finale van zowel mannen als vrouwen de Britten voor Nederland hun steun uitriepen. Als ik mijn ogen dichtdoe, hoor ik nog steeds het gedreun van voeten op de tribune en voel ik nog steeds de straffe wind die door de toppen van het stadium joeg. Een wedstrijd meemaken in zo’n setting was een ervaring die mijn hart sneller doet kloppen. En misschien kan ik zelfs zeggen dat ik sport een klein beetje, soort van, best wel, oké vind.

Doeg Olympische Spelen, bedankt Riverbank Stadium. Het was mooi. Het was een feestje.