In de bijna drie jaar dat ik mijn lief ken, kan ik het aantal keren dat ik hem heb zien hockeyen op één hand tellen. Dat kan je gek vinden, omdat hij hockeycoach is en zijn hele familie is opgegroeid op het hockeyveld. Afgelopen weekend had hij de belangrijkste wedstrijd van het seizoen en ondanks de aanhoudende koppositie van zijn team was de angst groot dat ze zouden verliezen.

Dus besloot ik maar eens te gaan kijken.

Nu is het zo dat hockey op de zondag niet bijster veel publiek trekt. Bij de hoofdklasse niet en bij kleine amateurclubs al helemaal niet. Met slechts zo’n tien anderen stond ik dus koukleumend langs de lijn totdat mijn beide duimen gevoelloos waren en ik mijn tenen niet meer kon lokaliseren. Het waaide. Hard. Natuurlijk kon het aanschouwen van mijn lief die als een speer over het veld rende en een mooie move maakte waar zelfs de tegenpartij even voor floot me wel wat opwarmen. De koele kikker die hij bleek te zijn toen hij, de kalmheid zelve, met een zacht boogje een strafbal (geen strafschop, zoals zijn moeder mij ooit lachend verbeterde) tot doelpunt wist te maken, gaf mij enigszins blozende wangen. Dit alles versterkt door de keeper die riep: “Geef die bal gewoon aan [naam lief]!”

Mijn lief speelde fantastisch, dat is wel duidelijk nu. Maar vooral van al die dingen die geen hockey waren kon ik erg genieten.

Verbazing om de keuze van de scheidsrechter met een wanhopige “Ah meneer, dat meent u niet!”. De scheidsrechter die na het zoveelste commentaar op zijn beoordelingsvermogen een speler (van de tegenpartij) toesnauwde dat hij maar een opleiding moest gaan volgen. De regelmaat waarmee het woord gasten in de mond werd genomen. Een speler, wederom van de tegenpartij, die op zijn knieën ligt maar nog wel met zijn stick tussen de benen van de tegenstander loopt te porren in de hoop daar de bal te vinden. Achter me proberen twee kleine kinderen te hockeyen met Skittles, maar als de stick over het snoepje heen vliegt, rapen ze de Skittle op van de tegels en stoppen hem voldaan in hun mond. Ondertussen instrueert een coach zijn team vooral geen mooie ballen te spelen.

Het team van mijn lief wint met 3-1. Het zonnetje breekt door. Het bier drinken kan beginnen. Gelukkig ben ik wel bekend met dat tafereel.