Kopkracht, trots, zwijgen, schuld. Theatergroep De Hollanders maakte met Adriaan van Dis een voorstelling over Indië, Nederland, Jappenkampen en terugkeren. Wat weten we eigenlijk van onze eigen oorlog?

De Hollanders en Adriaan van Dis werkten samen aan het unieke, eenmalig gespeelde theaterstuk ‘In Bad’ voor Theater Na De Dam: een initiatief waarbij in 15 steden op 4 mei theatervoorstellingen werden gespeeld. Het thema is, vanzelfsprekend, de Tweede Wereldoorlog. Duitsland, loopgraven, concentratiekampen, allemaal zaken waar we snel aan denken. Kampliederen, brandende zon als martelingsmethode en Jappenkampen in Indonesië zijn dingen die minder snel in ons opkomen.

Stille schaduw
Een beige wand van doeken dient als breekbare achtergrond, een kleine schrijftafel staat links in het duister. De Hollanders stellen zich voor. Adriaan van Dis begint zijn verhaal en staat, bewust of onbewust, net naast de spotlight. Hij vertelt over zijn vader, meneer Java, de stille schaduw die constant aanwezig is. Zowel in het leven van Van Dis als in de voorstelling.

Als toeschouwer kom je terecht in de keuken van meneer Java, waar aan tafel gespeeld wordt met de rijst en sambal – als bloed in de oorlog. Je maakt kennis met het keurige karakter van de man die het gewend is in tropische omstandigheden te leven ­– liever de billen schoonspoelen met water dan afvegen met wc-papier en elke dag in bad. Je luistert naar de kampliederen die gevangenen zongen om de dag door te komen en lacht om de grappen die gemaakt worden om de ergste herinneringen te relativeren. Je ruikt de kruidnagel, de gember en je hoort verhalen van een man die buiten de deur alleen maar zwijgt.

Mijn Indië…
Achter de wand op het podium wordt een Wajang-voorstelling gehouden waar mensen doorheen fietsen. Tussendoor delen De Hollanders hun verhalen: wat ze weten van Indië – of Indonesië? De Wajangpoppen van een vriend van mijn vader, mijn moeder die zei dat je geen ‘Indo’ mocht zeggen omdat het een scheldwoord is. Maar de geschiedenis? Ze hebben zich erin verdiept, lezen voor uit boeken die ze tijdens hun research zijn tegengekomen. Ze geven een korte geschiedenisles die je vertelt hoe het kwam dat de Nederlanders door Japanners werden geïnterneerd. Als ze er even niet zeker van zijn, verheldert Van Dis.

Simone van De Hollanders heeft ter voorbereiding een koor geïnterviewd, een Indisch koor. Daar vertelt ze over. Ze was bang, zenuwachtig, ongemakkelijk. Wat wilde ze vragen en wat konden ze haar vertellen? De impressie dat er over de oorlog vooral gezwegen werd, werd daar tegengesproken. Ook leerde ze dat Indo volgens hen betekent ‘In Nederland Door Omstandigheden’. Geen scheldwoord dus. Wat ze in ieder geval mee moest nemen in haar voorstelling was dat men trots moet zijn.

Herdenken
Trots. Iets dat vele ‘Indo’s’ zonder meer waren, maar wat ze vermoedelijk slecht kwijt konden. In Nederland kregen ze te horen dat het zo knap was dat ze zo snel Nederlands hadden leren spreken. Een tik op de vingers was het resultaat als ze in de winter abrikozen aten – dat hoorde niet. Geen idee hadden de Hollanders (niet de acteurs, de echte) van wat ze doorgemaakt hebben, hoe ze honger hebben geleden, mensen hebben zien sterven. Indo’s hebben geleerd hun ‘kopkracht’ (een witte muur is geen witte muur, het is een prachtig landschap, als dat is wat je wilt zien) te gebruiken om het verleden te accepteren, te relativeren en de dood te sterven die ‘mildheid’ heet.

Adriaan draagt voor uit eigen werk. Soms heeft hij even instructie nodig, maar hij is natuurlijk geen acteur. De Hollanders blijven hardop denken, een script lijken ze niet te volgen. Waarom herdenken we? Waarom bieden we excuses aan voor wat voorouders decennia geleden hebben gedaan? Wie accepteert die excuses? Wat doen we met het verhaal van slachtoffers uit interneringskampen in een land dat wij hebben gekolonialiseerd? Vijf mei is voor de Indo’s geen Bevrijdingsdag: hun oorlog liep door tot 15 augustus.

Verhalen vertellen
Hoe meer er wordt uitgelegd, hoe meer vragen er lijken te ontstaan. Vier dagen om een voorstelling in elkaar te zetten licht slechts een tipje van de sluier op. De bewustwording dat we ons nog lang niet bewust genoeg zijn. Hoe was het in Indië na de bevrijding? Hoe waren de verhoudingen, voor én na? Ik werd persoonlijk erg geraakt door het stuk. Mijn tante zat in een Jappenkamp. Net als meneer Java heeft mijn opa, die ik nooit heb gekend, een torpedoaanval op een boot overleefd. Dat kan eraan hebben bijgedragen dat ik achterbleef met de drang meer te willen weten. Misschien is dat ook wat we moeten doen – meer willen weten over wat Nederlanders hebben doorstaan in de Tweede Wereldoorlog. Juist in het Nederland dat al bijna vergeten is.

De Hollanders hebben zich met ‘In Bad’ geprofileerd als verhalenvertellers, meer dan theatermakers. Theater is de vorm, maar het gaat hen om de boodschap. Ze hebben iets te vertellen. En ze kiezen de juiste mensen uit die hen daarbij ondersteunen en verrijken. ‘In Bad’ voelde als een try-out: nog wat rommelig hier en daar. Het onderwerp is aangestipt, er is in gewroet, maar de daadwerkelijke verdieping mist. Ik zou het mooi en terecht vinden als er nog een vervolg op komt – compleet met première en theatertoer.

“Zing maar zacht een liedje van verlangen 
Naar lang geleden, ’t lijkt een eeuwigheid 
Ach, land van sawahs, gamelan en palmen 
Dat verlangen raak je nooit meer kwijt…”